zaterdag 25 februari 2012

Dramadienst


Het is woensdagmiddag half 4. Mijn avonddienst begint. Ik ben die ochtend al om half 8 begonnen en ik zal nog tot half 12 moeten. De volgende dag ben ik gelukkig vrij. Ik kijk er al naar uit, want ik heb m’n dag niet. Gewoon zo’n dag waarop het kastje en de muur een intieme relatie met elkaar hebben.

Na de overdracht wisselen de dienstdoende chirurgen in opleiding en ik piepernummers uit. Ik ga nog even naar een bespreking, maar we spreken af dat ik daarna naar de Eerste Hulp kom. Daar breng je als dienstdoende chirurg in opleiding de meeste tijd door. Als dienstdoende coassistent loop je in feite de hele dienst met de dienstdoende chirurgen i.o. mee. Je kunt opgepiept worden door de chirurgie-afdelingen als er bijvoorbeeld een infuus gesneuveld is, of als er bloed afgenomen moet worden. Daarnaast kun je zelf patiënten opnemen op de Eerste Hulp, als de situatie het toelaat. 

Ik begeef mij rond half 6 naar de Eerste Hulp. Het is redelijk rustig. Er is een vrouw met een littekenbreuk naast haar stoma die braakt en een vrouw met buikpijn na een maagbandoperatie. Beiden kunnen uiteindelijk conservatief behandeld worden en worden naar huis gestuurd. 

Op het Grote Bord op de Eerste Hulp staan, naast de aanwezige patiënten, ook de te verwachten patiënten. Patiënten die bijvoorbeeld zijn ingestuurd door de huisarts en er aankomen met eigen vervoer. Mijn oog valt op een naam die ik ken. Het blijkt een patiënt te zijn die de vrijdag ervoor was ontslagen van onze afdeling. Hij heeft inoperabele alvleesklierkanker. Hij was opgenomen voor een operatie om een omleiding te maken tussen de maag en de dunne darm, omdat de kanker een deel van zijn twaalfvingerige darm afsloot. Tijdens zijn opname werd hij een keer acuut ziek met koude rillingen en overgeven. Ik moest een bloedgas prikken uit zijn liesslagader. Ik had het nog nooit gedaan, maar eens moest de eerste keer zijn. Ik prikte gelijk raak. Tijdens mijn aanwezigheid gaf hij aan niet meer te willen. Ik geloof dat dat de eerste keer was dat hij dat aangaf, want zijn vrouw schrok en begon te huilen.
De week erna is hij ontslagen met palliatieve pijnstilling. Hij ging naar huis om rustig te sterven. En nu is hij weer op de Eerste Hulp. De huisarts dacht aan een ileus. Dat is een acute afsluiting van een deel van de darm, hetzij door iets wat het daadwerkelijk afsluit, hetzij doordat de darmen “verlamd” zijn. In beide gevallen is de buik enorm bol, pijnlijk en moet iemand braken.
We gaan even kijken. Je hoeft geen medische opleiding te hebben gevolgd om te zien dat deze man doodziek is. Hij is bleek, klam, suf, zijn buik is enorm bol en extreem pijnlijk.

We gaan even weg om een plan te maken. Dan wordt de dienstdoende chirurg i.o. opgepiept. Er is een reanimatie gaande op een van de chirurgie afdelingen. Het reanimatieteam is al ter plekke. We komen aan op de kamer. Er ligt een bleekblauwe meneer op het bed die op en neer gaat door de verpleegkundige die er ruw op staat te pompen. Er zijn veel mensen in het kamertje. Het woord wat in me opkomt is “zak aardappelen”. Er zit geen leven meer in deze meneer. Bij zijn naam gaat er een belletje rinkelen. Deze meneer zou vandaag worden opgenomen op onze afdeling, maar dat ging niet door. Hij zou een dag later worden opgenomen. Hij zou hebben gebeld dat hij zich zo’n zorgen maakte en zich niet zo goed voelde en of hij toch niet eerder opgenomen kon worden. Hij werd opgenomen op een andere afdeling. Zittend op de stoel is hij in elkaar gestort.
Wij hebben niks meer te doen in dit kamertje. Alles is onder controle, voor zover je daar over mag spreken. Terwijl we weglopen wordt de defribillator opgeladen, maar we weten eigenlijk wel genoeg. 

Terug op de Eerste Hulp buigen we ons weer over de zieke meneer. Er wordt een punctie gedaan uit zijn buik omdat er veel vocht in zit. Wat eruit komt ziet er niet goed uit. Het ziet er gewoon uit als maaginhoud. Bij deze meneer is er dus blijkbaar een naad gesprongen van zijn nieuwe verbinding tussen maag en dunne darm, waardoor er nu maaginhoud en dunnedarminhoud in zijn buik stroomt en een buikvliesontsteking veroorzaakt. Hierdoor liggen zijn darmen stil.
Het wordt wederom duidelijk dat deze meneer het niet meer ziet zitten. Er volgt een gesprek met de chirurg in opleiding. Er wordt al voorzichtig gezegd dat er twee opties zijn. Zijn vrouw en schoondochter zitten erbij. Tot er een beslissing valt, krijgt hij antibiotica over het infuus. 

De dienstdoende chirurg wordt in huis gehaald. Er volgt nog een gesprek. Ik ben erbij. De chirurg vertelt dat er twee opties zijn. Of er wordt wat gedaan aan dit acute probleem waardoor hij nu gelijk geopereerd zal moeten worden en de uitkomst onvoorspelbaar is, of alles wordt gestaakt en hij komt binnen 24 uur te overlijden aan de gevolgen van de buikvliesontsteking. De chirurg benadrukt dat hij beide opties volledig ondersteunt en legt precies uit wat er gaat gebeuren als hij besluit niks meer te willen. Hij zal dan worden opgenomen met een infuus met sterke pijnstilling. Ik ben erbij als deze doodzieke meneer, samen met zijn vrouw en schoondochter, besluit dat hij er vrede mee heeft als hij er over 24 uur niet meer is.

Ik kom een beetje onstabiel uit het kamertje. Ik ben onder de indruk van het ongelofelijk mooie gesprek en de manier waarop deze chirurg dat voerde. Het is tien uur. De opnamecoördinator van de Eerste Hulp meldt dat er zo meteen een gebarsten aneurysma van de aorta binnenkomt op de traumakamer. 

Ik moet bloedprikken bij een patiënt op de afdeling. Ik ga naar boven. Het is de afdeling waar eerder op de avond de reanimatie was. Ik loop even langs die kamer. De deur is dicht. Er hangt een briefje op de deur. “Niet storen aub. Eerst melden bij de verpleegkundige!”
Het bloedprikken lukt niet. Het is een patiënt die extreem moeilijk te prikken is. Ik krijg 2 buisjes nét niet vol genoeg.

Ik ga weer naar beneden. De patiënt met het gebarsten aneurysma ligt inmiddels op de traumakamer. Ik mag de traumakamer niet in en bekijk alles van achter het glas. De hele familie is erbij. Allemaal hebben ze nette kleding aan, alsof ze uit waren en hij toen niet goed werd. Het blijkt een meneer van 87 te zijn die altijd gezond was. De vaatchirurg komt in huis. Hij bekijkt de CT-scan die zojuist gemaakt is. Hij rekent wat dingen uit en de OK wordt gereserveerd. De vaatchirurg gaat naar binnen voor een gesprek. Uit het gesprek wordt duidelijk dat hij eigenlijk geen behandeling wil. De OK wordt weer afgelast. Ik mag naar binnen om te helpen deze meneer over te tillen naar een gewoon bed. Hij ligt er heel rustig, maar is niet buiten bewustzijn. Hij ziet er eigenlijk wel tevreden uit. Hij is heel bleek. Hij wordt naar de afdeling gebracht met pijnstilling en zal binnen korte tijd komen te overlijden.

Inmiddels is het kwart over 11 en vindt er door alle hectiek maar een geïmproviseerde overdracht plaats op de traumakamer tussen de avond- en nachtdienst. Ik meld dat er nog bloed geprikt moet worden bij een meneer en wordt dan naar huis gestuurd door een van de dienstdoende chirurgen in opleiding. “Laat alles maar even bezinken.”  
   
Die nacht zal de meneer met de buikvliesontsteking overlijden.